Deze week verscheen onder redactie van Niels Honkoop en Teun Hardjono een bundel stukjes van Gouwenaars waarin vooruit gekeken werd naar het jaar 2020, als de stad 750 jaar bestaat. Ook deze burger is gevraagd een stukkie te schrijven. En doet een oproep.
Gouda is een afslag, een blauw bord boven een doorgaande weg. Gouda is een midden. Een midden op weg naar iets anders. Gouda is een station. Een halte waarop treinen zich splitsen en weer verder gaan. Toch?
Nou nee. Ga naar een bergtop, steek een oceaan over, verdwaal in een wereldstad: altijd heb je als Gouwenaar een antwoord op de vraag ‘Where are you from?’. Zeg ‘Gooooda’, voeg er zo nodig ‘cheese’, ‘käse’ of ‘fromage’ aan toe, en iedereen lijkt de plaats te kennen. Startend met een G-klank, gevolgd door een pijnlijke klinker en met een laatste lettergreep als een korte ademstoot, is ‘Gouda’ een plaatsnaam die kort genoeg is om direct onthouden te worden en tongtrekker genoeg om in het geheugen te blijven haken (probeer maar, dat met die tong).
Stel dat Gouda niet Gouda maar, zeg, Hellevoetssluis had geheten? Zou je dan ook die blik van herkenning in dat kleine plaatsje in Californië krijgen? Het wordt tijd dat we het ons realiseren: Gouda heeft als plaatsnaam een zeldzaam hoge woordkwaliteit. En wat we ons ook mogen realiseren: in die plaats zijn vroeger en nu veel inwoners die prachtig met woorden om kunnen gaan. Als schrijver, als drukker en als dichter.
Let bijvoorbeeld eens op de dichters. Gouda heeft ze altijd in ruime mate gehad: van Erasmus tot de rederijkers, van Leo Vroman tot de stadsdichters. Van wijk tot dijk, van steeg tot St Jan, van notabelen tot armoedzaaiers. En volgens mij veert de stad bij elk van hun gedichten net een beetje omhoog
. Leo Vroman schreef: “De toekomst ligt altijd verder weg / dan het verleden” en Gouda heeft veel verleden, maar het mooie is dat onze dichters veelal vanuit het hier en nu schrijven; soms zacht en mijmerend, soms hard en in de volle actualiteit. En dat zal in 2020 niet anders zijn dan nu. Het enige wat waarschijnlijk is, is dat vanaf begin 2020 er een nieuwe stadsdichter zal zijn. Een staddichter die het over het Gouda van dan zal hebben of over het Gouda van hoe het was. Het enige wat hij of zij, net als bijna alle andere dichters, niet zal doen is om in gedichtvorm iets over de toekomst te schrijven. Dat heeft een reden.
Dichters weten hoe moeilijk het is iets van het hier en nu in een enkel woord te vangen, laat staan er een heel gedicht van te maken. Over de toekomst dichten is opvallend genoeg te vaag om er iets in te kunnen raken dat de moeite waard is. Gelukkig ligt 2020 al dichtbij. Een van de dingen die dan gedaan zijn is de versterking van de IJsselkade en in het verlengde ervan het Goudse deel van de IJsseldijk. Het is aan deze dijk dat Leo Vroman in de dertiger jaren van de vorige eeuw het liefste lag:
Leo is daarna uit Gouda vertrokken, om nooit meer terug te keren. Net als vele anderen kom ik juist van buiten Gouda en ga er nu niet meer weg. Het is mijn visie dat ik in 2020 op de verhoogde dijk zal gaan liggen, fietsers voorbij hoor komen en dan aan hem zal denken. Gouda is een afslag – naar een dijk.
Sorry, dit laatste heb ik er als extraatje bij gedaan, staat niet in de bundel. Maar ik doe het toch graag even. Want het is gedichtentijd. De deadline voor het insturen van gedichten komt snel dichterbij. Als voorzitter van de stadsdichtersverkiezingen in Gouda moet ik streng zijn: de 21e januari sluit de inschrijving. De 2e februari hebben we dan de auditieronde en de 17e februari de finale. En wat is er nou mooier dan stadsdichter te zijn van een stad als Gooooouda.
Peter Noordhoek