Deze week een ‘blog in absentie’. Samen met Loes, mijn vrouw, heb ik wat ‘schrijfdagen’ genomen voor het lange baanwerk. Zij zit in de 2e redactieronde van haar boek over het coachen van cliëntenraden van mensen met een beperking en ik probeer iets wetenschappelijks te doen. Dat wordt ingewikkeld, dus even geen ander schrijfwerk er doorheen. Maar het voelt niet goed geen blog te plaatsen. Dus ..
Twee weken geleden plaatste ik een blog over afscheid van het werk, met daarin een vertaald gedicht van James Autry. Lezend in mijn bundel organisatiepoëzie kwam ik nog iets anders tegen dat ik graag zou willen delen. Het gaat over een lening, of beter gezegd: het weigeren ervan. Ik plaats het omdat het naar ik vrees erg actueel is. Zelf heb ik tot nu toe geen lening nodig en de verhalen over afgewezen leningen doen me wel wat, maar het is ook slechts een van de vele negatieve dingen waar je nu over hoort en ongemerkt probeer je je toch wat af te schermen voor al dat slechte nieuws. Ten onrechte. Het niet meer kunnen krijgen van krediet door jouw buurman en buurvrouw is een verdriet dat doorwerkt naar ons allemaal. We mogen niet in de valkuil trappen dat het misbruik van enkelen de valkuil voor allen wordt. Kosten gaan voor de baat uit, betalingen worden pas gedaan nadat er geleverd is, een nieuw idee heeft ruimte nodig: allemaal goede redenen voor krediet.
In mijn soort business is gelukkig weinig voorfinanciering nodig. Dat is maar goed ook, want bij mijn eerste grote uitbreiding heb ik bij een genommeerde bank drie keer een lening aangevraagd en drie keer werd ik geweigerd, terwijl ik denk dat ik als startend ondernemer denk ik best wel een aardige prospect was (en bleek te zijn) en het toen nog een tijd van groei was. Aan de contacten met de lokale bank lag het niet. Dat ging prima. Het ging elke keer mis bij het opsturen van het voorstel naar het hoofdkantoor. Daar werden de checklijstjes erbij gelegd en kwam er elke keer een korte weigering. Als ik bedenk welke onzin er achteraf in diezelfde tijd door alle banken, ook deze, is uitgehaald en deze aankomende ondernemer geen standaardkrediet kon krijgen, kan ik daar achteraf .. – I will not go there (now).
Het is toen allemaal goed gekomen, maar het afwijzen is een ervaring die ik nooit ben vergeten. Het hakt er in. Hier is het gedicht, geschreven door een bankier, Carolyn Hull. Het is geen super mooi gedicht, maar de passie spat er van af en zo wil ik het even. Het gaat om het gevoel, van twee kanten. Ook als een lening terecht wordt afgewezen, dan nog: weet wat je doet. En ik zeg er dit bij: dit gedicht is niet in de eerste plaats voor de bankmedewerker en zeker niet voor degene die tegenover haar zit. Dit gedicht is zelfs niet zozeer voor de kleine banken zelf, ik vermoed dat ze eerder teveel in de kramp zitten dan te weinig. Dit gedicht is voor de lijstjesmakers, de checklisttoetsers. Degenen die niet zelf daadwerkelijk de beslissing hoeven te nemen en dus niets hoeven te voelen.
Het licht in het kantoor is net sterk genoeg
om vragen te stellen
en het pad door de cijfers te belichten
dat bij de aanvraag voor de lening hoort
Ik heb hier al bijna een uur gezeten
met mijn pen ploegend, gravend
in zachte stapels spreadsheets
vol gele memoblaadjes
Het is als het volgen van een spoor broodkruimels
in een donker woud waar de bomen stompjes zijn
van negens en zevens: het gebrandschilderde licht
schijnt door bladeren in nullen en achten
Langzaam heb ik een leven ontdekt: huurbetalingen,
autoaflossingen, korte kredieten, verzekering, belasting
teruggaven. Verspreide waarheden die stotteren
als ik vraag, Hoe ga je dit terugbetalen?
Is de waarheid een wanhopige reiziger die nergens kan blijven?
Van dit dossier, is het de waarheid die als mes
later om bloed zal vragen?
Ik voel hoe de man bij mijn vragen verlangt
naar dat mes. Het is een eenvoudiger eer
vergeleken met mijn vragen of samengestelde
rente, een teleurstellende kosten-baten ratio en
een cashflow die te laag zal zijn. Hij kijkt mij
aan alsof ik een vreemde taal spreek.
Betekent dit dat ik de lening niet krijg? Zo vraagt hij
Ik ben bang dat dit zo is, zo zeg ik.
Ik kijk hem recht in de ogen,
beschermd door de macht van mijn positie,
de mythologie van het bankbedrijf.
Hij loopt leeg als dat mes een opening maakt
en al de lucht ontsnapt. Verkruimeld valt hij in zijn kleren
Wat moet ik nu doen? Is zijn laatste vraag
Deze waarheid en de mijne zijn verre vreemden
Ik wil hem er niet meer over horen.
Ik wil dat het een schone wond zal zijn die zal
genezen zonder litteken. Ik zie niet hoe hij vertrekt
Ik ga terug naar mijn werk.
De cijfers vertellen niet over het koud geworden eten,
het bewaarde restje omdat hij laat zou zijn,
ze laten niet de pijn van trots tot vernedering
zien als hij Nee schudt wanneer ze hem naar het geld gaat vragen
Die cijfers hebben sterke ruggen en stille schouders
Ze schijnen als lasers
En hun licht is net fel genoeg
om er het mes bij te zien
zoals dat op de vloer is gevallen
het heft in de vorm van een zes.